Halverwege januari startten Matthew en ik aan onze trektocht door de Annapurna regio. Het is een onderdeel van de Himalaya met meerdere hoge toppen van boven de 8km. De “Annapurna circuit trek” gaat rondom die bergtoppen en het hoogtepunt is het oversteken van de Thorung La Pass.

De eerste dagen begonnen we in de vallei waar het landschap wordt bepaald door rijstvelden (soms zelfs groen) en regenwouden.

In het hoogseizoen (oktober / november en maart / april) zijn er honderden wandelaars per dag in ’t gebied die allemaal moeten slapen en eten in de guest houses hier. De Nepali hebben nu dus alle tijd voor ons, het slapen is meestal gratis als we blijven eten en het de dahl bat wordt altijd vers gemaakt.

We nemen heel veel tijd voor de wandelingen want zowel Matthew als ik stoppen om de haverklap om foto’s te maken.

Alle beesten lopen hier los rond in de velden en straten.

De kids willen maar al te graag op de foto in ruil voor chocola (Sorry jongens, dat had ik even niet.)

De rivier waar we langs en overheen lopen is ijsblauw en prachtig.

Ik heb wel een keertje geklaagd over m’n rugtas maar elke keer als ik de Nepali alles omhoog zie tillen in de typische manden die aan hun hoofd hangen voelt mijn tas een stuk lichter.

We hebben geen gids genomen. Dat geeft veel vrijheid en het is eenvoudig om de routes te volgen via de rode en witte markeringen.

Hoe hoger we komen hoe meer er bevroren is. Het is hier hartje winter en de locals zelf vertrekken vaak naar het warmere Kathmandu voor een paar maanden. Alles bevriest hier ’s nachts als het tot -20 wordt.

Ook watervallen bevriezen.

Overdag wordt het een stuk warmer en met een zonnetje erbij voelt het als wintersport.

Op dag vijf klimmen we een flink stuk en komen aan in Gyaru (3670m). Het uitzicht op drie van de vijf toppen van de Annapurna range is fantastisch. Hier zie je Annapurna II (7937m).

We slapen ’s avonds in Ngawal bij een man waarvan zijn vrouw en twee dochters naar Kathmandu zijn om te overwinteren. Hij heeft het zwaar, alles is koud, bevroren en het eten komt van ver. Gelukkig steekt hij de kachel voor ons aan.

Deze kachel wordt nog met hout gestookt. Maar zodra we boven de boomgrens komen is dat een stuk schaarser en komen we Yak tegen. Dit zijn runderen met lange haren. De Nepali rapen hun poep op en drogen het zodat ze er ’s avond hun kachel mee kunnen stoken. We komen veel Yaks tegen vanwege de winter. In de zomer trekken ze nog hoger de bergen in omdat ze een enorme vacht hebben.

De volgende dag komen we aan in Manang. Het is de meest toeristische plek van de omgeving maar in het laagseizoen ligt het er verlaten bij.

Als we vanuit Manang vertrekken zien we dit:

Diezelfde dag blijft deze hond ons volgen. Een gids vertelt dat het een ‘Prayer dog’ is die waarschijnlijk ergens in een klooster woont. Door een paar engelse trekkers wordt de hond Charly gedoopt en we worden voor de volgende 4 dagen gevolgd tot over de pas.

Ik vermoed dat er ergens een keer een ontbijt is gedoneerd aan dit beest :-).

Vanuit Manang trekken we in twee dagen naar Thorung Phedi (voet van de heuvel Thorung) op 4500 meter.

Vanuit die plek trekken we om 4 uur ’s nachts naar de top van onze trip: Thorung La (5416m). Het is ijskoud maar na twee uur komt de zon op en worden we getrakteerd op mooie plaatjes.

Elk stapje omhoog kost heel wat adem. Het zuurstof percentage in de lucht is erg laag. Eindelijk komen we boven en hangen er duizenden gebedsvlaggetjes met Mantra’s erop geschreven. Ze hangen in de wind zodat de gebeden met de wind mee worden genomen de wereld in.

We liepen die dag met z’n drieĆ«n omhoog. We lachen hier mooi maar mijn handen zijn ijskoud en doen enorme pijn. De wind waait al stevig. Na een half uur kunnen we niet wachten om aan de andere kant het 1600 meter hoogteverschil naar beneden te overbruggen.

Het zonnetje schijnt en de lucht is strakblauw. We doen er nog zo’n drie uur over om aan te komen in Mukthinath (3700m).

Die nacht slapen we als een blok vanwege het feit dat we lager slapen dan de nacht ervoor en natuurlijk omdat we kapot zijn van de overtocht.

De volgende dag trekken we verder via Kagbeni naar Jomsom. Onderweg lopen we verkeerd maar we hebben alle tijd en het landschap is ontzettend mooi. We zien de prachtige Mustang vallei.

Sommige heuvels zijn wit van het sulfiet (?). Het stinkt in elk geval.

Door onze omweg komen we in Tiri uit nadag we door de rivierbedding zijn gelopen en via een houtenbruggetje het water oversteken.

Uit eindelijk komen we in het donker in Jomsom aan. De hoofdstad van de Mustang regio met veel hotels, een militaire basis en een vliegveld. We worden de volgende ochtend ons guesthouse uitgezet omdat de eigenaresse naar haar geboortedorp moet om de nieuwe maan (ze noemde het iets van Pussa) te vieren.

We nemen de bus en dat is de start van de hobbeligste busrit die ik ooit heb gemaakt en waarschijnlijk zal gaan maken. Buiten regent het, ik stoot wel 20 keer m’n hoofd en regelmatig voelen we ons gewichtsloos voor een seconde als we met z’n allen door de bus vliegen.

Na elf uur afzien komen we in Pokhara aan. Dat is gelijk het einde van de trip. Het ging vlotter dan verwacht. Vooral staken we eerder over de pas vanwege een geplande sneeuwstorm. Nu gaan we relaxen, fietsen rond het meer en tickets boeken voor het volgende hoofdstuk: Thailand.

——-

Wil je dit soort berichten in je mailbox! Meld je dan hier aan.

Of volg me op instagram.